Wij zijn 6 dagen per week open:

• maandag – zaterdag: 11u30 tot 14u15 | 18u tot 22u15
• op zondag nemen we een rustdag, zoals voorgeschreven 😉 *

* De zondagmiddag kan echter wel worden geboekt voor speciale gelegenheden (babyborrels of recepties). Meer info via info@toudclooster.be

Wij aanvaarden gezelschappen t.e.m. 12 p. (aan onze aposteltafel)

Grote tafels plaatsen wij niet meer, om zo onze werking vlot te kunnen behouden | er is geen keuzebeperking in het aantal gerechten per tafel

Reserveren kan via deze reservatielink of per telefoon, op 09 233 78 02.

RESERVEREN

De reserveermodule kunt u onderaan rechts op de pagina vinden.
Wij aanvaarden gezelschappen t.e.m. 12 p. (aan onze aposteltafel). Grote tafels plaatsen wij niet meer, om zo onze werking vlot te kunnen behouden. Er is geen keuzebeperking in het aantal gerechten per tafel.

WIST JE DAT?

de orde van de zwarte
zusters één van de
strengste was?
We gratis wifi in het
restaurant aanbieden?
We een babyverzorgingstafel
en leuks hebben voor
de kleinsten?
contact
Zwarte Zustersstraat 5
9000 Gent
09 233 78 02
info@toudclooster.be
BEKIJK CIRCULATIEPLAN
openingsuren
Elke dag open voor lunch & diner (behalve op zondag).
Middagmaal van 11.30 u. – 14.15 u.
Avondmaal van 18.00 u. – 22.30 u.

De Gulden Draak op het Belfort is nieuw sinds 1980 maar volgt een generatie van draken op. De eerste werd 642 jaar en dateert reeds uit de veertiende eeuw. De tweede werd slechts 140 jaar. Het Belfort was de plaats waar de gemeentelijke charters bewaard werden, en daar hoort een beschermer bij. Vandaar dat de draak de vrijheid en macht van de stad symboliseert. Volgens een legende zou de Noorse vorst Sigrid Magnussen tijdens een kruistocht dit beest geschonken hebben aan de keizer van Constantinopel om de Aya Sofia te bekronen in 1111. Een eeuw later zou Boudewijn IX, keizer van het Byzantijnse rijk, de draak naar Biervliet in Zeeland overgebracht hebben. Dat werd veroverd door de Bruggelingen, en daarop zouden de Gentenaars de draak veroverd hebben bij de slag van Beverhoutveld in 1382. Dit veroveringsverhaal blijkt echter een verzonnen legende te zijn, want er werd een stadsrekening in Gent gevonden daterend uit 1377 waar 2312 pond betaald werd door de stad om een 400 kilogram roodkoperen draak te maken die belegd werd met bladgoud.

De draak op het Belfort

Boven de poort van de stadsgevangenis in Gent is een merkwaardige gevelsteen gemetseld. Daarop zie je hoe een meisje achter de tralies de borst geeft aan een oude man. Deze gevelsteen, die in de volksmond ‘De Mammelokker’ wordt genoemd, herinnert aan een gebeurtenis uit vervlogen tijden.
 Een burger van Gent had een zware misdaad begaan en was veroordeeld tot de hongerdood. Hij zat opgesloten in de stadsgevangenis. Zijn dochter vroeg toestemming haar vader elke dag te mogen bezoeken. Dat mocht, op voorwaarde dat zij geen eten voor hem mee zou brengen. Een maand verstreek. Iedereen verwonderde zich erover dat de man nog steeds in leven was. De rechter gaf daarop opdracht de twee tijdens het bezoekuur in de gaten te houden. De volgende dag gluurde de cipier door het kijkgat en zag dat het meisje haar vader een borst aanreikte en hem liet drinken. Toen dit de rechter ter ore kwam, zei hij: “Dat geloof ik pas als ik het zelf heb gezien”. De dag daarop zag hij het met eigen ogen.
Hij liet het meisje bij zich komen en vroeg: “Hoe kan je je vader de borst geven?”. Ze viel voor hem op de knieën, en zei: “Dat heb ik gedaan in vertrouwen op God”. De rechter schonk de vader gratie en liet deze vermetele liefde in een gevelsteen vereeuwigen.

De mammelokker

De Stroppendragers, of kort weg Stroppen, is een spotnaam van de Gentenaars. Tot in de 15e eeuw werden zij nog de ‘Heren van Gent’ genoemd, maar dat veranderde na een opstand tegen Keizer Karel V. 
In 1537 weigerden de inwoners van de Arteveldestad de belastingen te betalen die Keizer Karel nodig had voor de oorlog tegen Frankrijk. Dat protest leidde uiteindelijk tot de Gentse Opstand in 1540. Keizer Karel V kwam zelf naar de stad en liet 25 kopstukken van de opstand arresteren. De straf voor Gent was bijzonder streng. De stad verloor alle vrijheden en privileges, en de 25 kopstukken werden terechtgesteld op het Sint-Veerleplein. Een grote groep Gentenaars, waaronder edellieden, werden verplicht om tijdens een stoet blootsvoets voor Keizer Karel uit te lopen, gekleed in een zwarte tabbaard. De stoet werd gesloten door nog eens 50 'creesers’ met een strop rond hun nek, als teken dat ze de galg hebben verdiend.
Sindsdien worden de Gentenaars ook Stroppendragers genoemd. De boetetocht van de edellieden wordt nog elk jaar herdacht met de Rondgang van de Gilde van de Stroppendragers.

De stroppendragers

't Oud Clooster is gelegen in de Gentse Papegaaiwijk. Al in 1476 wordt den wijcke van den Papegaye vermeld. De naam van de wijk hebben we te danken aan de Gentse schuttersgilden uit de 15de eeuw. Deze organiseerden er elk jaar een koningsschieting waarbij geschoten werd naar een versierde houten papegaai of gaai die aan de wieken van de Wispelbergmolen vastgemaakt werd. De Wispelbergmolen stond op de plek waar later het Casino kwam en de wortels van de Gentse floraliën liggen, en waar van- daag KTA MoBi gevestigd is. De molen kreeg de bijnaam papegaaimolen. De straat er naartoe werd algauw de Papegaaistraat genoemd en de huizen en gelegenheden die in de omgeving ervan ontstonden, werden de papegaaiwijk.

De Papegaaiwijk

Loof nu de Heer
Alelu alelu alelu aleluja Loof nu de Heer
Alelu alelu alelu aleluja Loof nu de Heer
Loof nu de Heer, Aleluja Loof nu de Heer,
Aleluja Loof nu de Heer,
Aleluja Loof nu de Heer
(* minderkatholieke variant: ‘Stoof nu de Peer’)

Voor Spijs En Drank
Voor spijs en drank
Voor dagelijks brood
Wij bidden / danken U o Heer
Voor spijs en drank
Voor dagelijks brood
Wij bidden / danken U o Heer

Tafelgebeden

Aan de intussen verdwenen Karnemelkbrug, tussen Steendam en de Sint-Jacobskerk, zagen Gentenaars tot in 1792 een geest verschijnen. Om klokslag middernacht rees de schim op uit de Ottogracht en zuchtte ontredderd:
Karnemelk, Karnemelk
Ik heb mijn arme ziel vergeten
Want ‘k heb meer water dan melk gemeten.

Nadien verdween de schim, om de volgende nacht terug te keren. Gentenaars geloofden dat het de geest was van een melkboerin dat karnemelk verdunde met water, en die ‘gedoopte melk’ verkocht als goede handelswaar. Door de onrechtvaardige handel verkeerde de vrouw in gewetensnood. Omdat zij niet wist hoe ze kon boeten voor haar daden, werd ze wanhopig. Bij de brug van Steendam sprong ze in het water en verdronk. Het lijk werd opgevist, maar de geest van de melkboerin bleef rond lange tijd rondwaren bij de brug om haar oneerlijke handel te verkondigen. De vrouw werd vergeven door God, waarna de geest niet meer terugkwam. De plaats waar ze zo lang verscheen, werd omgedoopt tot de Karnemelkbrug.

De karnemelkbrug

[refrein:]
Dominique, nique, nique
S’en allait tout simplement,
Routier, pauvre et chantant
En tous chemins, en tous lieux,
Il ne parle que du Bon Dieu,
Il ne parle que du Bon Dieu
A l’époque où Jean Sans Terre, d’Angleterre était le roi Dominique notre père, combattit les Albigeois.
[refrein]
Certain jour un hérétique, par des ronces le conduit Mais notre Père Dominique, par sa joie le convertit
[refrein]
Ni chameau, ni diligence, il parcourt l’Europe à pied Scandinavie ou Provence, dans la sainte pauvreté
[refrein]

Zangstonde Soeur Sourire

Het gebeurde in het jaar 1354. Twee dieven braken in in de Augustijnenkerk en namen alle kostbaarheden mee, Onder meer een ciborie met geconsacreerde hosties. Toen ze al een eind buiten de stad waren gekomen, begroeven ze de hosties in een weide. Zodoende, dachten de booswichten, zou hun schandelijke daad nooit het daglicht zien. Maar toen begon het geweten van één van de twee te knagen. Hij vreesde de wraak van God en keerde terug naar de plek waar de hosties waren begraven. En wat zag hij? Dat de hosties helemaal met bloed waren bedekt. Op dat moment stuurde een schaapherder zijn schapen de weide op en er gebeurde een groot wonder. De schapen bleven als door de bliksem getroffen staan. Daarna gingen ze in een kring rondom de bloedende hosties staan en knielden neer om eer te bewijzen aan het Sacrament.

De bloedende hosties

In de koorkapel van de Sint-Niklaaskerk kon je op 4 januari steeds een tafeltje met 2 stenen broden aantreffen. Die dag is nl. het naamfeest van St.-Pharaïlde, waarbij de volgende gebeurtenis in haar leven telkens wordt herdacht. Het verwijst naar een sage verwoord door één der laatste Gentse rederijkers Prudens van Duyse (1804 – 1857). Het beschrijft de verhouding tussen twee zussen die in verschillende omstandigheden leefden. Er was de zus die rijk was en zich alles kon veroorloven. En er was de andere zus die in erbarmelijke omstandigheden in haar levensonderhoud trachtte te voorzien. Op een bepaald ogenblik zag de arme zus zich verplicht bij haar vermogende bloedverwante aan te kloppen voor een stukje brood. Deze wist haar echter te vertellen dat zij geen brood in huis had. Ongeloof natuurlijk bij de arme zus die haar verweet te liegen. “Mocht er ergens brood in mijn woning zijn moge God het direct veranderen in steen”. En zo geschiedde. Al het brood dat de rijke zus bewaarde veranderde in steen. Tot 1542 bevonden deze stenen broden in de verdwenen kerk van Sint-Pharaïlde aan het Sint-Veerleplein, waarna zij werden overgebracht naar de Sint-Niklaaskerk.

De stenen broden

De allereerste Gentse Feesten werden gehouden in 1843, toen het stadsbestuur besloot om alle feesten samen te voegen tot de Algemene Kermis. Op die manier probeerden de industriëlen de afwezigheid van arbeiders op maandag te vermijden. want elke buurt of wijk in Gent had in de 19e eeuw haar eigen feest op zondag, waar het bier rijkelijk vloeide.
 Het ‘gewone volk’ werkte zes dagen op zeven keihard, vaak voor een hongerloon. Het absenteïsme in de fabrieken, op maandagmorgen, was dan ook opvallend hoog! De eerste Algemene Kermissen vonden plaats in Sint-Denijs-Westrem, waar vandaag de beurshallen van Flanders Expo staan. Het meeste geld ging naar de paardenkoersen. In het begin van de 20e eeuw verhuisde het feest naar het stadscentrum, waar onder andere het traditionele Bal Populaire plaatsvond op de statige Kouter. De aristocratie vierde feest op de mooi geplaveide kant van het plein, het gewone volk op de stoffige, niet-aangelegde kant. Na verloop van tijd groeide het Bal niettemin uit tot één groot volksfeest.

Het ontstaan van de Gentse Feesten

BENODIGDHEDEN:
- 1 eiwit
- een pakje vanillesuiker
- 100 gram suiker
- 100 gram hazelnoten
- vet voor het bakblik
- halve hazelnoten om te garneren

BEREIDINGSWIJZE:
- Rooster de hazelnoten.
- Maal de geroosterde hazelnoten fijn.
- Het eiwit stijf kloppen.
- Vanillesuiker en suiker toevoegen.
- De geroosterde en fijngehakte noten toevoegen.
- Met een lepel 12 hoopjes van de massa afscheppen en op een ingevet bakblik met bakpapier leggen.
- Elk kusje met een halve noot garneren.
- Ongeveer 25 minuten bakken bij een temperatuur van 150°C.

Nonnenkusjes

Door handelspolemieken belegerden Frankrijk en Engeland in 965 Gent, toen onder het bewind van graaf Arnoldis. Beide landen stuurden twee schildknapen naar de stedehouder Diederik Van Beveren met de eis zich over te geven. Deze boodschap werd door de wachters der poorten naar het stadhuis gebracht, alwaar de schepenen met de dekens van ambachten en neringen samen met Diederik, de ruwaart van Vlaanderen, verenigd zaten. Na overleg werd besloten zich tot het uiterste te verdedigen. De Engelse schildknaap repliceerde dat indien zijn koning niet de gelegenheid zou krijgen met eigen hand koren te zaaien op een plaats waar nu de Vrijdagsmarkt zich situeert, de stad totaal zou vernield worden. Diederik bleef het Gentse standpunt trouw en vreesde de bedreiging en de macht niet. Meer nog, de stadspoorten zouden nooit voor deze koningen opengaan. Na een laatste verzoek door de Engelse koning om op de Vrijdagsmarkt graankorrels te mogen zaaien, werd geantwoord dat zijn verzoek enkel kon ingewilligd worden door hem binnen te laten via een opening in de stadsvesting. Het voorstel werd goedgekeurd en tussen de Posteernepoort en de Torrepoort werd er een gat in de stadsommuring gemaakt. Zodoende kon de koning van Engeland Gent binnenkomen en koren zaaien.
 De straat waardoor hij binnentrok kreeg de naam Engelandgat (nu Ingelandgat). Waar tijdens het beleg gevochten werd tussen de Houtlei en het Casinoplein kreeg de naam “Slagveld”. Marcus van Vaernewyck plaatste dit verhaal in onze vaderlandse geschiedenis, wat door Sanderus werd aanvaard doch is er geen geloofwaardige verklaring op welke schrijvers dit vertelsel steunt.

Engelandgat

Zelf kloosterling(e) worden: het is een lang en intens proces, maar het kan! Allereerst vindt een periode van kennismaking plaats: je wordt postulant (letterlijk: iemand die rondwandelt). De postulant neemt deel aan het dagelijks kloosterleven en bekijkt of het iets voor hem of haar is. Het gaat om een proefperiode. Daarna volgt een tijd van opleiding: het noviciaat. Deze periode begint met het ritueel van de inkleding, waarbij de nieuwe kloosterling het habijt of een ander kenmerk krijgt aangereikt. In vroegere tijden werd op dit moment ook de kloosternaam toegewezen. Het noviciaat betekende toen ook afscheid nemen van de familie: voortaan waren contacten nog maar sporadisch toegestaan. In vrouwelijke kloostergemeenschappen werd het toetreden tot de gemeenschap lange tijd expliciet beleefd als een alternatief voor het huwelijk: de novice begon het ritueel in een bruidsjapon, als ‘bruid van Christus’. Na de opleidingstijd volgt de tijdelijke professie.

De novice verbindt zich voor een beperkte tijd aan de orde of congregatie en legt daartoe geloften af van armoede, gehoorzaamheid en celibaat. De tijdelijke professie heeft meestal consequenties voor de bevoegdheden, taken en kleding van de kloosterling. Pas als de periode van de tijdelijke professie is verstreken, breekt het moment aan voor de eeuwige professie waarbij geloftes voor het leven worden gedaan. De kloosterling verbindt zich voor de rest van zijn leven aan de kloostergemeenschap en omgekeerd accepteert de gemeenschap de verantwoordelijkheid en de zorg voor dit lid.

Zelf non worden?

De moeder van Karel V was niet moeders mooiste en ‘the emperor had some physical problems’. Hij had namelijk een zeer prominent aanwezige kin. In Gent noemen we dit een 'peerdemuile’. Wat was de ernst en wat was de oorzaak van de ‘kwaaltjes’ waar Karel en andere Habsburgers mee te kampen hadden? Een idee van de omvang van de afwijkingen krijgen we door een onderzoek uitgevoerd op de mummie van Karel V. Direct viel op dat de mummie gekenmerkt werd door een vooruitstekende kin, gesperde tenen en een klein gestalte. Niet bepaald de kenmerken van een adonis.
 Een schril contrast dus met de talloze weergaven door portretkunstenaars waarbij Karel wordt afgebeeld als een stralende imposante figuur. Wat betreft de oorzaak van het veelvuldig voorkomen van (fysieke) afwijkingen bij de Habsburgse dynastie, doen we na wat onderzoek deze vreemde ontdekking: in hun expansiedrift was het samenhouden van het conglomeraat van staten en gebieden prioriteit nummer één. Naast oorlogen was huwelijkspolitiek hierbij een geschikt middel om zonder al te veel bloedvergieten opvolging en expansie te regelen.

Hierbij werden huwelijken binnen de eigen familie niet geschuwd. Herhaaldelijk huwden neefjes en nichtjes met elkaar. Een opeenvolging van huwelijken met incestueuze inslag had na verloop van tijd echter opvallende fysieke deformaties tot gevolg, alsof de evolutie zelf een stokje voor het plan wou steken. De Habsburgse inteeltpraktijken hadden tot gevolg dat na enkele generaties de mannelijke lijn van de familie uitgestorven was.

De kin van Keizer Karel

Omstreeks 1210 krijgt burggraaf Zeger III een tweede zoon, Geeraard Vilain. De kleine Geeraard wordt geboren met gitzwart haar en een donkere huid. Tijdens het opgroeien blijkt dat Geeraard een slecht karakter heeft, wat hem al snel de bijnaam Geeraard de Duivel opleverde. Op z'n zestiende wordt Geeraard door zijn vader gevraagd mee op kruistocht te trekken. De jonge Geeraard weigert. De volgende dag wordt zijn vader dood aangetroffen in zijn bed. Geeraard vermoordde zijn eigen vader. Geeraard de Duivel erft het steen aan de Reep, dat wordt omgedoopt tot het Duivelssteen. De nog jonge Geeraard laat het kasteel ombouwen en brengt er zijn dagen door met vreetfestijnen en gruweldaden. Hij trouwt en krijgt een zoon, die ook Geeraard genoemd wordt. Geeraard junior komt, net zoals zijn vader, ter wereld met pikzwart haar en een donkere huid, wat hem snel de bijnaam Geeraard de Moor oplevert. Vader Geeraard is niet opgezet met de donkere huidskleur van zijn zoon. Hij geeft zijn vrouw daarvan de schuld en schopt haar in een dronken bui dood. De Moor groeit op met een aardje naar zijn vaartje. Enkele jaren laten worden beide mannen verliefd op dezelfde vrouw, Jacoba van Zottegem. Er ontstaat een bikkelharde rivaliteit tussen vader en zoon, tot Geeraard de Duivel beslist zich terug te trekken. Al snel blijkt dat vader Geeraard een plannetje had bedacht om zijn eigen zoon uit de weg te ruimen. Hij stuurde de Moor naar de Rode Toren (bij de huidige Sint-Joriskaai) om er een reis te bespreken met twee schippers, die in werkelijkheid werden ingehuurd om de jonge Geeraard te vermoorden.

Zoon Geeraard vertrouwt zijn vader niet en zet het op een zuipen in een nabijgelegen herberg. Na enige tijd wil de Duivel weten of de klus al geklaard is en zoekt de schippers op. De twee mannen verwarren vader en zoon met elkaar. Zo ondergaat de oude Geeraard het lot dat bedoeld was voor zijn zoon. Geeraard de Moor trouwt met Jacoba en krijgt een zoon. Een einde aan de moordlustige geschiedenis komt er nog niet. De Moor brengt zijn vrouw om het leven met een bijl, zijn zoon kan op het kantje af ontkomen. Jaren later ontmoeten beide mannen elkaar toevallig opnieuw, waarop de zoon Geeraard de Moor vermoordt. Met de dood van de Moor sterft het riddergeslacht van het Duivelssteen. De wandaden van vader en zoon zouden het steen behekst hebben, waar de geesten van Geeraard de Duivel en Geeraard de Moor elkaar nog steeds rusteloos achterna zitten.

Geeraard de duivel

De geschiedenis van Gent begint in het jaar 630, als de Heilige Amandus de samenvloeiing (of Ganda) van Leie en Schelde uitkiest om er een abdij te bouwen. Van het jaar 1000 tot omstreeks 1550 is Gent één van de belangrijkste steden van Europa. Gent is groter dan Londen en moet alleen Parijs ‘boven’ zich dulden. De 60.000 inwoners die de stad in de 14e eeuw telt, staan heel erg op hun rechten: graven en vorsten mogen aan den lijve ondervinden dat de trotse en rebelse Gentenaar zijn verworven privileges en vrijheden niet zonder slag of stoot weer afgeeft. Tot aan de Guldensporenslag in 1302 heersen een aantal families van rijke kooplui over de stad. Als de ambachten en gilden de volgende jaren meer politieke macht verwerven, krijgt Gent een democratischer bestuur. Omdat Engeland de invoer van grondstof en voor de levensbelangrijke textielnijverheid blokkeert, kiest Gent tijdens de Honderdjarige Oorlog (noodgedwongen) de zijde van Engeland (1338-1345). Gent moet haar verbond met Engeland echter opgeven en de koning van Frankrijk erkennen. In 1407 wordt de zetel van de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege van het Graafschap, van Brugge naar het Gravensteen overgebracht. Nederlands wordt de voertaal. Doorheen de eeuwen blijven de Gentenaars hun reputatie van koppigaards en dwarsliggers trouw. Zelfs tegen hun eigen prinsenkind, Keizer Karel V, komen ze in opstand. Maar dat is een brug te ver: de Gentenaars worden publiekelijk vernederd en de Klokke Roeland, symbool van de Gentse zelfstandigheid, wordt uit het Belfort verwijderd. De eens zo machtige stadsstaat zit letterlijk en figuurlijk op z’n knieën. En toch: de fiere Gentenaar boog wel, maar kraakte niet. Stroppendrager wordt een geuzennaam. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw volgt een economische heropleving. Onder Hollands bewind krijgt Gent in 1816 een eigen universiteit, tien jaar later wordt de stad weer een zeehaven, dankzij het kanaal Gent-Terneuzen. En Gent blijft tegen de stroom invaren: bij de onafhankelijkheidsstrijd van België kiezen vele inwoners de zijde van het Nederlandse Huis van Oranje. Later wordt Gent de eerste grote industriepool op het vasteland. Mede daardoor ontstaan hier ook de socialistische beweging en de eerste syndicale bewegingen. In 1913 toont Gent zich van zijn beste zijde tijdens de Wereldtentoonstelling. Omdat het tijdens de wereldoorlogen weinig last heeft van bombardementen blij het culturele erfgoed tot op vandaag grotendeels behouden.

De geschiedenis van Gent